Dr. Jan van de Kamp
Geleerdheid en vroomheid, kunnen die samengaan bij de studie van theologie en andere vakken aan de universiteit? Deze vraag is al oud en werd bijvoorbeeld gesteld door de Nederlandse theoloog Gisbertus Voetius in de zeventiende eeuw.
Het thema ”Hoofd en hart met elkaar verenigd. Grondslagen van piëtistisch hoger onderwijs” stond vrijdag en zaterdag centraal tijdens het zevende symposium van het onderzoekscentrum ”Neupietismus” dat gevestigd is aan de Evangelische Hochschule Tabor in Marburg. Het ”nieuwe piëtisme” staat daarbij voor de beweging die in de negentiende eeuw in Duitsland opriep tot herleving van de kerk en voor de uitlopers van deze stroming tot op heden.
Ware christenen
Prof. dr. Ulrike Treusch (Giessen) vroeg aandacht voor de grondlegger van het oude piëtisme, de predikant Philipp Jacob Spener (1635-1705), en voor zijn visie op de hervorming van de universitaire studie theologie. Vanuit de lutherse traditie had Spener geleerd dat theologie niet louter een wetenschap is, maar gericht is op de praktijk. In aanvulling daarop legde Spener de nadruk op de persoon van de professor en die van de student: beiden moeten ware christenen zijn en dat moet tot uitdrukking komen in hun levenswandel.
Voor het onderwijs stelde Spener wijzigingen voor; de studie van de Bijbel moest de hoogste plaats innemen. Dit diende meer aandacht te krijgen dan de dogmatiek en het bestrijden van dwalingen. Op de lange termijn werden Speners voorstellen voor hervorming van de theologiestudie niet gerealiseerd aan de universiteiten, maar wel aan private onderwijsinstellingen zoals het genoemde Tabor.
Treusch gaf overigens aan dat voor haar –anders dan bij Spener– de Bijbel en Gods Woord niet zonder meer samenvallen.
Jezuïeten
Het streven om vroomheid en theologie te combineren was niet typisch protestants, maar kwam ook voor in de rooms-katholieke theologie, bijvoorbeeld binnen de orde van de jezuïeten, zo liet dr. Bernhard Knorn uit Frankfurt am Main zien. De theologische hogeschool Sankt Georgen in Frankfurt heeft als motto: ”pietati et scientiae”. In het Nederlands: ”voor vroomheid en wetenschap”. Volgens de jezuïeten moet theologie –zelfs de fijnzinnigste theologische discussie– op de vroomheid zijn gericht. Onder rooms-katholieke theologen is zelfs geklaagd dat een ”knielende theologie” is veranderd in een ”zittende theologie”.
Overigens maakte Knorn een onderscheid tussen wetenschappelijke theologie en geloofsuitspraken. Ook viel zijn positieve waardering van de wereld op: theologie moet niet alleen aan het geloof gebonden zijn, maar ook aan de wereld.
Noodzakelijk
Vroomheid is niet alleen iets wat voor christenen relevant is, maar zij is zelfs noodzakelijk voor de seculiere wetenschap, zo stelde prof. dr. Heinzpeter Hempelmann (Schömberg). Hij stelde dat vroomheid en wetenschap elkaar wederzijds moeten sturen: de vroomheid moet zich door kritisch nadenken laten corrigeren en de wetenschap heeft de vroomheid nodig om niet te hoge pretenties te koesteren.
Volgens Hempelmann leert vroomheid in beide gevallen om deemoedig te zijn. Ons kennen is immers ten dele en –volgens Hempelmann– de waarheid is primair de persoon van Jezus Christus. Ootmoed bewaart er in de visie van de hoogleraar uit Schömberg voor om als gelovige kritische vragen af te weren, maar ook om als wetenschapper te denken de waarheid in pacht te hebben en niet open te staan voor correctie.
Zie ook deze link (alleen toegankelijk voor RD-abonnees)