17 december 2024
Hoe vaak gebeurt het dat twaalf vertegenwoordigers van kerken en academies bijeen zijn om een nieuwe uitgave in ontvangst te nemen? Vrijwel nooit. Daarom was het een bijzonder moment op zaterdagmiddag 7 december in de Janskerk in Utrecht, toen de studie De Nederlandse gereformeerde Liturgie 1566-1639 (uitgeverij Verloren) werd gepresenteerd. Mr. dr. Klaas-Willem de Jong, een van de eindredacteuren en leider van de projectgroep achter de uitgave, overhandigde twaalf keer een eerste exemplaar van de nieuwe bundel, waarna elk van de ontvangers – één vrouw, elf mannen – in twee minuten een eerste reactie mocht geven.
Leuk om mee te maken hoe ieder van hen dat weer op een eigen manier invulde. Ds. P.D.J. Buijs (Christelijke Gereformeerde Kerken) haakte aan bij een van de stellingen die aangereikt waren: ‘De Nederlandse gereformeerde Liturgie is een goudader die ten onrechte bij veel mensen, ook in de kerk, onbekend is.’ Daar was de preses van de synode van de CGK het van harte mee eens. Hij noemde het een gemis dat de kennis van de liturgische formulieren in de kerken minder wordt en pleitte ervoor dat deze goudmijn door de kerken geëxploiteerd wordt en in pasmunt voor deze tijd wordt uitgedeeld. De rector van de Theologische Universiteit Apeldoorn, prof. dr. M.J. Kater, toonde zich dankbaar voor de nieuwe uitgave en riep de projectgroep ertoe op verder te gaan met het onderzoek, waarbij hij vooral ook aandacht vroeg voor de ‘theologie van de liturgie’ die spreekt uit de geschriften die nu tekstkritisch zijn bezorgd.
Dr. H. Brons (Gereformeerde Gemeenten) refereerde aan de 17e-eeuwse predikant Jacobus Koelman, die niet ver van de Janskerk vandaan geboren werd. Deze heeft zich in zijn tijd sterk verzet tegen het gebruik van formuliergebeden. Brons bleek toch een tegengeluid te willen laten horen. Prof. dr. W. van Vlastuin (Hersteld Hervormd Seminarium) vertelde hoe hij tijdens colleges over het doopformulier de studenten laat zien hoe er allerlei (theologische) verschillen zijn tussen versies van het formulier uit 1566 en 1574. Met de nieuwe uitgave kan hij nog gedetailleerder inzoomen op de ontwikkeling van de tekst van het doopformulier.
J.A. Oppeneer (Nederlandse Gereformeerde Kerken) beloofde dat hij de nieuwe bundel mee zou nemen naar de commissie liturgische ondersteuning van zijn kerkverband, waar het materiaal uit het verleden volgens hem goede diensten kan bewijzen in de bezinning op actuele kwesties. Ds. A. Kort (Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland) toonde zich dankbaar voor het werk dat de projectgroep had gedaan. Zijn kerkverband is niet zo bezig met wetenschappelijk onderzoek, maar ze plukken er graag de vruchten van wat anderen op dit punt doen. Dankbaar was ook drs. P.J. Vergunst, die sprak namens de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk. Hij stelde dat het verblijdend is dat, in een tijd van leegloop en afkalving binnen de kerken, er wetenschappers zijn die zich bezighouden met de bronnen van de reformatorische theologie en daarover een forse uitgave presenteren.
En zo kwamen er nog vijf mensen aan het woord. L. van der Tang (Gereformeerde Gemeenten in Nederland) pleitte voor een herwaardering van de reeks de gebeden die zich in de Liturgie bevindt. Dr. O. Reitsma (Protestantse Kerk in Nederland) beloofde het boek te gaan lezen samen met scriba dr. R. de Reuver. Prof. dr. J.H.F. Schaeffer nam het boek in ontvangst namens de Theologische Universiteit Utrecht. Prof. dr. M. Barnard (Protestantse Theologische Universiteit) vertelde hoe hij ooit het begin van het project markeerde door aan mr. dr. Klaas-Willem de Jong te vragen of die nog weleens iets met liturgie deed. En drs. Willemien van Dijk deed als conservator van de afdeling Bijzondere Collecties van de VU een boekje open over hoe ze de jaren door de onderzoekers van het projectteam het nodige materiaal had aangereikt – iets wat ze in de toekomst graag blijft doen.
Tijdens de bijeenkomst bespeelde TUA-student Wibren Jonkers het Witteorgel dat in de Janskerk hangt. Hij vertolkte liturgische muziek van componisten uit de tijd waarover het onderzoeksproject gaat: Sweelinck en Van Noordt. En als hoekdelen van het programma klonk het feestelijke Preludium en Fuga in G, BWV 541 van J. S. Bach.
De projectgroep, bestaande uit onderzoekers van de Protestantse Theologische Universiteit, de Theologische Universiteit Utrecht en de Theologische Universiteit Apeldoorn, heeft een mijlpaal bereikt. Maar, zoals dagvoorzitter prof. dr. Wim Moehn zowel tijdens de boekpresentatie als tijdens het voorafgaande symposium vertelde: het onderzoek is nog lang niet afgerond. Wordt vervolgd dus, bij leven en gezondheid.
Dr. J. (Jaco) van der Knijff, docent liturgiek en een van de auteurs van de bundel De Nederlandse gereformeerde Liturgie 1566-1639.
Prof. Kater (links) ontvangt een exemplaar van het boek uit handen van mr. dr. Klaas-Willem de Jong, een van de eindredacteuren en leider van de projectgroep achter de uitgave.